Hoog-risico honden

Er is al geruime tijd veel discussie rond de zogenaamde ‘hoog-risico honden’, ook wel ‘vechthonden’ genoemd. In de media worden met enige regelmaat bijtincidenten door dergelijke honden gemeld, vaak met zeer ernstige gevolgen. Slachtoffers zijn mensen, andere honden en soms andere dieren. De discussie tussen tegenstanders van hoog-risico honden en liefhebbers van dit type hond loopt soms hoog op en is emotioneel geladen. We zetten hier de beschikbare feiten over deze honden op een rijtje.

Wat zijn hoog-risico honden?

Hoog-risico honden (HR-honden) is een verzamelnaam voor sterke honden die vaak van oorsprong gefokt zijn om te vechten met bijvoorbeeld stieren, beren of andere honden. Ze zijn daarvoor geselecteerd op aanvalsbereidheid, vasthoudendheid en kracht. HR-honden hebben een aantal gedragskenmerken en uiterlijke kenmerken met elkaar gemeen. Ze vallen snel aan zonder of met minimale waarschuwing en houden vast, schudden om hun ‘prooi’ te doden, zijn flink gespierd en hebben brede, zeer sterke kaken. Door die krachtige kaken, manier van bijten en het formaat en gewicht van de hond veroorzaakt een beet van een HR-hond vaak ernstiger letsel dan een beet van andere honden.

De Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) heeft in 2017 een zienswijze gepubliceerd met een advies aan het toenmalige ministerie van EZ waarin men voorstelt om door deskundigen een lijst op te laten stellen van rassen, lookalikes en kruisingen die onder de noemer ‘hoog-risico honden’ vallen.

In eerste instantie publiceerde het ministerie van EZ daarop een lijst met honden die als hoog-risico honden waren aangemerkt. Daarop stonden onder andere de niet door de FCI erkende rassen de American Bulldog, American Pitbull Terriër en Boerboel. Ook kruisingen en lookalikes van bijvoorbeeld de Rottweiler, American Staffordshire Terrier, Cane Corso, Tosa en ‘pitbull-achtigen’ werden als hoog-risicohond beschouwd. Het ging grotendeels om grote, sterke honden met een relatief korte neus, sterke, brede kaken en een brede borst. Voor deze rassen zou speciale wetgeving gaan gelden.

Inmiddels heeft het ministerie van LNV, waar dit dossier nu onder valt, echter onderzoek laten doen en is daaruit geconcludeerd dat het risico op bijtincidenten niet samenhangt met het ras van de hond maar afhankelijk is van een combinatie van allerlei factoren. Kenmerken van de hond zijn daar slechts één van, maar ook zeer belangrijk is hoe de eigenaar met de hond omgaat. Besloten werd dat daarom geen ras-afhankelijke wetgeving kan worden opgesteld.

In feite kan elke hond dus een risico vormen: dat hangt af van de combinatie van de hond met zijn eigenaar, de omstandigheden, zijn leerervaringen enzovoorts. De eigenaar heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat zijn hond geen gevaar vormt.

Toch gebeuren er met enige regelmaat bijtincidenten. Deze kunnen ernstige gevolgen hebben. De minister van LNV heeft daarom eind 2023 de volgende voorstellen gedaan om het aantal bijtincidenten terug te dringen:

    1. Verbieden van hoog-risicohonden zonder stamboom. Hierbij zou het fokken en houden van honden met bepaalde kenmerken verboden worden, behalve als ze een stamboom hebben. Bij honden met een stamboom kunnen namelijk voorwaarden worden gesteld aan het fokken, zoals een verplichte gedragstest voordat er gefokt mag worden. Om welke kenmerken het zou gaan, is nog niet bepaald, maar men kan denken aan bijvoorbeeld grote, sterke honden met brede kaken.
    2. Vergroten van kennis bij eigenaren met een verplichte cursus. Een verplichte (online) theoriecursus voordat iemand een hond aanschaft kan ervoor zorgen dat men meer kennis heeft van hondengedrag en het verantwoord houden van honden. Zo kan een eigenaar sneller signalen van stress en agressie herkennen. Ook weet de eigenaar dan beter wat zijn hond nodig heeft. Dat voorkomt dat de hond gefrustreerd raakt en dat zijn welzijn wordt aangetast. Zo’n cursus zou eventueel kunnen worden aangevuld met praktijktraining. De minister wil onderzoeken of zo’n cursus er ook voor kan zorgen dat minder mensen een hond aanschaffen zonder daar eerst goed over na te denken.
    3. Het instellen van een landelijk meldpunt en volledigere registratie. Er zou een landelijk meldpunt moeten komen waarbij iedereen gevaarlijk gedrag van honden kan melden. Dit wordt dan doorgezet naar handhavers. Zo is er een betere registratie. Daarmee kunnen bijtincidenten voorkomen worden door maatregelen te treffen.
    4. Landelijk geldende muilkorf- en aanlijnplicht voor honden die gevaarlijk gedrag vertonen. Op dit moment kan een burgemeester een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen aan een gevaarlijke hond. Dat geldt dan echter alleen binnen de gemeentegrenzen. Met deze maatregel zou zoiets landelijk gaan gelden.
    5. Euthanasie van honden die ernstige schade hebben toegebracht. Honden die zich verdedigen tegen een bedreiging en daarom bijten, laten normaal gesproken daarna los. Honden die bijten omdat ze een ‘prooi’ zien, houden vast en proberen die prooi te doden. Die laatste categorie honden levert veel gevaar op, en vaak moeten daarom ze worden ingeslapen. Er wordt gekeken of dit sneller gedaan kan worden. Nu is dit vaak een lang traject, wat ook voor de hond veel stress oplevert en bovendien gevaarlijk is voor de verzorgers van de hond.

Eigenaars van honden die wél weer terug naar huis mogen, moeten bovendien leren hoe ze ervoor kunnen zorgen dat er geen bijtincidenten meer gebeuren. De minister wil daarom kijken of teruggave van de hond samen kan gaan met een educatieve maatregel, bijvoorbeeld een verplichte cursus.

Al deze maatregelen moeten nog verder uitgewerkt worden en met de kamer besproken worden. Het is nog niet bekend welke maatregelen er inderdaad zullen gaan gelden en wanneer.

Agressie

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom honden agressie laten zien naar mensen, honden of andere dieren, zoals zelfverdediging, om iets waardevols te bemachtigen of ook uit prooigedrag. Een hond die bijt vanuit angst en zichzelf wil verdedigen zal doorgaans dreigen (door grommen, verstarren), een lage houding hebben (oren naar achteren en staart tussen de benen) en stresssignalen laten zien (o.a. hijgen, tongelen, bek likken). Meestal zal zo’n hond bijten en direct weer los laten. Daardoor levert zo’n beet vaak relatief weinig schade op.

De vorm waarbij vaak de zwaarste letsels ontstaan, en die vaak aan de orde is bij de bijtincidenten in de media, is prooivang-gedrag (predatieagressie). Er is dan geen sprake van dreiggedrag, de hond valt direct aan, houdt vast en probeert zijn prooi te schudden. Prooivang-gedrag naar dieren als vee of katten, die ook daadwerkelijk als natuurlijke prooi gezien kunnen worden, is weliswaar ongewenst maar in feite niet abnormaal. Dit prooivang-gedrag kan echter ook optreden naar andere honden en naar mensen. Een hond die bijt vanuit prooivang-gedrag is doelgericht bezig de ander te doden omdat hij deze als ‘prooi’ ziet. In veel gevallen is de hond op zo’n moment onbereikbaar voor commando’s, de motivatie om het gedrag uit te voeren is te groot. Bij honden van rassen die in het verleden als vechthond gefokt zijn is zelfs bekend dat zij door hun hoge mate van focus (stamina) ongevoelig zijn voor pijnprikkels zoals slaan of schoppen en zelfs stroomstoten.

Natuurlijk kan ook zo'n hond agressief gedrag vertonen uit bijvoorbeeld angst of zelfverdediging. Hoewel het voorafgaande dreiggedrag bij bij voormalig voor gevechten gefokte rassen soms minimaal is of soms geheel ontbreekt, zijn er in zo’n geval vaak wel wat stresssignalen te zien. Die zijn echter voor mensen niet altijd duidelijk. Een beet uit zelfverdediging hoeft niet altijd te betekenen dat de hond overmatig agressief is. Een beet van zo’n sterke, zwaar gespierde hond kan echter wel aanzienlijk meer schade toebrengen dan die van bijvoorbeeld een kleine gezelschapshond.

De combinatie van een lage bijtdrempel, weinig waarschuwen, de kracht van de beet en de vasthoudendheid van de hond maakt dat agressie door dergelijke honden extra risico’s met zich meedraagt. Daarom worden het ‘hoog-risico honden’ genoemd.

Erfelijkheid, opvoeding of beide?

Erfelijkheid

Gedrag is deels erfelijk. Veel van de rassen en typen die onder de noemer HR-honden kunnen vallen zijn gefokt om te vechten, zoals de pitbulls in hondengevechten (die tegenwoordig in Nederland en veel andere landen verboden zijn). Daarbij is geselecteerd op kenmerken die zorgden dat de hond zou winnen in zo’n gevecht: graag willen aanvallen, niet loslaten, doorgaan tot de ‘prooi’ dood is. Dit gedrag is daardoor vastgelegd in de genen. Er werd oorspronkelijk geselecteerd op honden die andere honden aanvielen, maar mensen juist niet aanvielen. De eigenaar van zo’n hond moest het dier immers veilig weer uit de ‘ring’ kunnen halen.

In het criminele circuit zijn dergelijke honden echter gebruikt om drugs of gestolen goederen te bewaken of ingezet als ‘bendelid’, waarbij ze ook mensen aanvallen.

Opvoeding

Hoe een hond wordt gesocialiseerd en opgevoed bepaalt ook een deel van het gedrag. Een hond die van jongs af aan leert om goed met andere honden om te gaan, zal later ook meer sociaal gedrag naar andere honden tonen. En een hond die goed naar zijn eigenaar luistert is gemakkelijker onder controle te houden.

Opvoeding kan echter niet het effect van een sterke erfelijk aanleg en interne ‘drive’ helemaal teniet doen. Prooigedrag is zulk basaal gedrag dat het heel sterk in de genen zit. Van oorsprong is het immers gedrag dat nodig is om te kunnen overleven. Een hond die gefokt is om te jagen zal haast automatisch achter een prooi aangaan.

Een hond die door generaties van selectie  ‘vechtgenen’ in zich draagt, zal ondanks een goede opvoeding altijd een lage drempel houden om agressie in te zetten naar een andere hond en dan in menselijke ogen ‘plotseling’ aanvallen, bijvoorbeeld wanneer hij geprovoceerd wordt of als zijn neiging tot prooigedrag wordt geprikkeld. Dat kan zorgen voor grote schrik bij de eigenaar en voor gevaarlijke situaties voor het slachtoffer.

 "Vechtgenen" wegfokken

Dat betekent echter nog niet dat alle honden van dergelijke rassen even gevaarlijk zijn. Binnen de rasverenigingen wordt al generaties lang geselecteerd op honden die juist niet snel aanvallen en die zich sociaal gedragen naar mensen en honden. Op die manier worden de “vechtgenen” waarop in eerste instantie geselecteerd werd, ook weer uit het ras gefokt. Dat kan alleen door zorgvuldig te fokken met ouderdieren die eerst een gedragstest doen voor ze aan de fok mogen meedoen. Bij de Rottweiler, een ras dat in het verleden niet voor hondengevechten maar wel voor bewaking gefokt is, is het gedurende een aantal jaren verplicht geweest om een gedragstest te doen met de ouders voordat voor hun pups  een stamboom aangevraagd kon worden. Uit onderzoek bleek dat dit er daadwerkelijk voor zorgde dat de nakomelingen minder snel agressief gedrag vertoonden in vergelijking met nakomelingen van ouderdieren zonder stamboom.

Inmiddels heeft de Raad van Beheer voor een aantal rassen de gedragstest bij de ouders verplicht gesteld om voor de jongen een stamboom te kunnen aanvragen. Dat geldt nu (2017) voor de American Staffordshire Terriër, de Argentijnse dog en de Fila Brasileiro. Bij de Rottweiler en de Mastino Napolitano heeft deze maatregel al tot goede resultaten geleid, waardoor bij de honden met stamboom van deze rassen nu minder agressie voorkomt. Bij hen is de gedragstest bij ouderdieren nu geen voorwaarde meer om voor de pups een stamboom te kunnen aanvragen.

Er worden echter ook regelmatig zulke honden en kruisingen van deze types buiten rasverenigingen om gefokt, vaak om er geld aan te verdienen. Daarbij wordt meestal niet gekeken naar het karakter van de ouderdieren. Bij dergelijke fokkers zijn de omstandigheden bovendien vaak niet goed voor de socialisatie van de pups. Soms wordt er zelfs gefokt met dieren die juist uit agressieve lijnen komen: de meest vechtlustige reuen worden ingezet als vechthond en de teefjes worden aangehouden als fokteef om er geld mee te verdienen.

Helaas is lang niet iedereen die op zoek is naar zo’n hond bereid om meer te betalen voor een verantwoord gefokte pup met een stamboom, of om wat langer te moeten wachten tot deze beschikbaar zijn. Mensen die snel en goedkoper zo’n hond willen kopen, zoeken bijvoorbeeld op internet of via via naar een pup. Zo komen dergelijke honden van onzorgvuldige fokkers terecht bij particulieren die een gezinshond zoeken. Zij weten niet wat ze in handen hebben en of de hond die ze hebben gekocht veel aanleg om te vechten in zijn genen heeft. Ondanks een goede opvoeding kan het dan toch nog, heel onverwacht, fout gaan.

Een hoog-risico hond aanschaffen

Voor wie een hond van een dergelijk ‘hoog-risico’ ras wil aanschaffen is het dan ook ten sterkste aan te raden om te kiezen voor een hond met een stamboom van een zorgvuldige fokker die de ouderdieren onderworpen heeft aan een gedragstest. Zo weet u precies wat de herkomst van de hond is, wie de ouders zijn en dat deze dieren geen overmatig angst of agressie vertonen. De pups moeten bovendien al bij de fokker (en daarna bij u thuis) goed gesocialiseerd worden en al jong op een positieve manier kennismaken met allerlei mensen, kinderen, andere honden en andere diersoorten. Het is daarom belangrijk dat de pups in een huiselijke omgeving grootgebracht worden. Ook moet de moederhond aanwezig zijn en mogen de pups niet bij de teef worden weggehaald voor ze tenminste zeven weken oud zijn (wat overigens wettelijk verboden is). Meer informatie over hoe u een goede fokker herkent vindt u in de LICG puppychecklist.

Verzamel veel informatie over het ras en bedenk goed of het bij u en uw situatie past, nu en in de toekomst. Informatie over fokkers en pups vindt u bij de rasverenigingen.

Realiseer u bovendien dat hoog-risico honden niet geschikt zijn voor beginners. Dat geldt overigens ook voor de honden van deze typen die wél een FCI stamboom hebben. De combinatie van een zeer sterke, zelfstandige hond met en een aanleg voor een lage drempel om agressie in te zetten vraagt om een consequente en verantwoordelijke eigenaar met ervaring.

Daarnaast moet u erbij stilstaan dat ook met een zorgvuldig gefokte pup, goede socialisatie en een consequente opvoeding de erfelijke aanleg en lichamelijke kracht factoren blijven waar u altijd rekening mee zult moeten houden. Mocht uw hond op volwassen leeftijd toch niet goed met andere honden kunnen omgaan dan zult u hem steeds aan de lijn moeten houden.

Iets anders waar u aan moet denken is dat honden van ‘hoog-risico’ rassen niet overal welkom zijn. Op vakantie kunt u zulke honden soms niet meenemen. Zo geldt er in 2024 onder andere in Frankrijk, Spanje, Portugal, Kroatië,  Luxemburg, Denemarken, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en sommige Duitse deelstaten speciale wetgeving waardoor het in sommige van deze landen niet is toegestaan bepaalde rassen of kruisingen mee te nemen. In andere gevallen zijn alleen raszuivere honden met stamboom toegestaan of moet u de hond overal kort aanlijnen en muilkorven. Dergelijke regels kunnen bovendien veranderen of uitgebreid worden.